9 And when he had opened the fifth seal, I saw under the altar the souls of them that were slain for the word of God, and for the testimony which they held:
10 And they cried with a loud voice, saying, How long, O Lord, holy and true, dost thou not judge and avenge our blood on them that dwell on the earth?
11 And white robes were given unto every one of them; and it was said unto them, that they should rest yet for a little season, until their fellowservants also and their brethren, that should be killed as they were, should be fulfilled.
3Neem met u een jongen, en twee kemels, en trek naar Ragis in Medië, tot Gabaël, en haal mij het geld, en breng hem mede tot de bruiloft, dewijl Raguël gezworen heeft, dat ik van hier niet gaan zal.
4En mijn vader telt de dagen. [9:5] En indien ik lang vertoef, zo zal hij zeer bedroefd worden.
5[9:6] En Rafaël reisde heen, en vernachtte bij Gabaël, en gaf hem het handschrift. [9:7] Deze nu bracht de zakjes tot hem, zo zij verzegeld waren, en gaf ze hem.
6[9:8] En des morgens vroeg gingen zij te zamen, en kwamen tot de bruiloft. En Tobias zegende zijn vrouw.