2Moge Jahweh op de dag van nood u verhoren, De naam van Jakobs God u beschermen,
3Uit het heiligdom u hulp verlenen, En uit Sion u bijstaan.
4Hij gedenke al uw offergaven, En neme genadig uw brandoffers aan;
5Hij schenke u wat uw hart maar begeert, En doe al uw plannen gelukken.
6Dan zullen wij om uw zegepraal juichen, In de Naam van onzen God de feestbanier heffen!
7Nu reeds ben ik er zeker van, Dat Jahweh zijn Gezalfde de zegepraal schenkt, En Hem uit zijn heilige hemel verhoort Door de reddende kracht van zijn rechterhand.
8Anderen gaan trots op wagens en paarden, Wij op de Naam van Jahweh, onzen God;
9Maar zìj storten neer, en blijven liggen, Wij rijzen op en staan vast!
10Jahweh, geef den Koning de zege, En verhoor nog heden ons smeekgebed!