1Een gebed des verdrukten, als hij overstelpt is, en zijn klacht uitstort voor het aangezicht des Heeren. [102:2] O Heere! hoor mijn gebed, en laat mijn geroep tot U komen.
2[0102:3] Verberg Uw aangezicht niet voor mij, neig Uw oor tot mij ten dage mijner benauwdheid; ten dage als ik roep, verhoor mij haastelijk.
3[0102:4] Want mijn dagen zijn vergaan als rook, en mijn gebeenten zijn uitgebrand als een haard.
4[0102:5] Mijn hart is geslagen en verdord als gras, zodat ik vergeten heb mijn brood te eten.
5[0102:6] Mijn gebeente kleeft aan mijn vlees, vanwege de stem mijns zuchtens.
6[0102:7] Ik ben een roerdomp der woestijn gelijk geworden, ik ben geworden als een steenuil der wildernissen.
7[0102:8] Ik waak, en ben geworden als een eenzame mus op het dak.
8[0102:9] Mijn vijanden smaden mij al den dag; die tegen mij razen, zweren bij mij.
9[0102:10] Want ik eet as als brood, en vermeng mijn drank met tranen.
10[0102:11] Vanwege Uw verstoordheid en Uw groten toorn; want Gij hebt mij verheven, en mij weder nedergeworpen.
11[0102:12] Mijn dagen zijn als een afgaande schaduw, en ik verdor als gras.
12[0102:13] Maar Gij, Heere! blijft in eeuwigheid, en Uw gedachtenis van geslacht tot geslacht.
13[0102:14] Gij zult opstaan, Gij zult U ontfermen over Sion, want de tijd om haar genadig te zijn, want de bestemde tijd is gekomen.
14[0102:15] Want Uw knechten hebben een welgevallen aan haar stenen, en hebben medelijden met haar gruis.
15[0102:16] Dan zullen de heidenen den Naam des Heeren vrezen, en alle koningen der aarde Uw heerlijkheid.
16[0102:17] Als de Heere Sion zal opgebouwd hebben, in Zijn heerlijkheid zal verschenen zijn,
17[0102:18] Zich gewend zal hebben tot het gebed desgenen, die gans ontbloot is, en niet versmaad hebben hunlieder gebed;
18[0102:19] Dat zal geschreven worden voor het navolgende geslacht; en het volk, dat geschapen zal worden, zal den Heere loven;
19[0102:20] Omdat Hij uit de hoogte Zijns heiligdoms zal hebben nederwaarts gezien; dat de Heere uit den hemel op de aarde geschouwd zal hebben;
20[0102:21] Om het zuchten der gevangenen te horen, om los te maken de kinderen des doods;
21[0102:22] Opdat men den Naam des Heeren vertelle te Sion, en Zijn lof te Jeruzalem;
22[0102:23] Wanneer de volken samen zullen vergaderd worden, ook de koninkrijken, om den Heere te dienen.
23[0102:24] Hij heeft mijn kracht op den weg ter neder gedrukt; mijn dagen heeft Hij verkort.
24[0102:25] Ik zeide: Mijn God! neem mij niet weg in het midden mijner dagen; Uw jaren zijn van geslacht tot geslacht.
25[0102:26] Gij hebt voormaals de aarde gegrond, en de hemelen zijn het werk Uwer handen;
26[0102:27] Die zullen vergaan, maar Gij zult staande blijven; en zij alle zullen als een kleed verouden; Gij zult ze veranderen als een gewaad, en zij zullen veranderd zijn.
27[0102:28] Maar Gij zijt Dezelfde, en Uw jaren zullen niet geëindigd worden.
28[0102:29] De kinderen Uwer knechten zullen wonen, en hun zaad zal voor Uw aangezicht bevestigd worden.