1Een psalm van David, voor den opperzangmeester. [013:2] Hoe lang, Heere, zult Gij mij steeds vergeten? Hoe lang zult Gij Uw aangezicht voor mij verbergen?
2[013:3] Hoe lang zal ik raadslagen voornemen in mijn ziel, droefenis in mijn hart bij dag? Hoe lang zal mijn vijand over mij verhoogd zijn?
3[013:4] Aanschouw, verhoor mij, Heere, mijn God; verlicht mijn ogen, opdat ik in den dood niet ontslape;
4[013:5] Opdat niet mijn vijand zegge: Ik heb hem overmocht; mijn tegenpartijders zich verheugen, wanneer ik zou wankelen.
5[013:6] Maar ik vertrouw op Uw goedertierenheid; mijn hart zal zich verheugen in Uw heil;
6ik zal den Heere zingen, omdat Hij aan mij welgedaan heeft.