1Een psalm van David, voor den opperzangmeester. [020:2] De Heere verhore u in den dag der benauwdheid; de Naam van den God Jakobs zette u in een hoog vertrek.
2[020:3] Hij zende uw hulp uit het heiligdom, en ondersteune u uit Sion.
3[020:4] Hij gedenke al uwer spijsofferen, en make uw brandoffer tot as. Sela.
4[020:5] Hij geve u naar uw hart, en vervulle al uw raad.
5[020:6] Wij zullen juichen over Uw heil, en de vaandelen opsteken in den Naam onzes Gods. De Heere vervulle al uw begeerten.
6[020:7] Alsnu weet ik, dat de Heere Zijn Gezalfde behoudt; Hij zal Hem verhoren uit den hemel Zijner heiligheid; het heil Zijner rechterhand zal zijn met mogendheden.
7[020:8] Dezen vermelden van wagens, en die van paarden; maar wij zullen vermelden van den Naam des Heeren, onzes Gods.
8[020:9] Zij hebben zich gekromd, en zijn gevallen; maar wij zijn gerezen en staande gebleven.
9[020:10] O Heere! behoud; die koning verhore ons ten dage van ons roepen.