7 Many waters cannot quench love, neither can the floods drown it: if a man would give all the substance of his house for love, it would utterly be contemned.
1Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Gitthith. [08:2] O Heere, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde! Gij, die Uw majesteit gesteld hebt boven de hemelen.
2[08:3] Uit den mond der kinderkens en der zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest, om Uwer tegenpartijen wil, om den vijand en wraakgierige te doen ophouden.
3[08:4] Als ik Uw hemel aanzie, het werk Uwer vingeren, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt;
4[08:5] Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en de zoon des mensen, dat Gij hem bezoekt?
5[08:6] En hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen, en hebt hem met eer en heerlijkheid gekroond?
6[08:7] Gij doet hem heersen over de werken Uwer handen; Gij hebt alles onder zijn voeten gezet;
7[08:8] Schapen en ossen, alle die; ook mede de dieren des velds.
8[08:9] Het gevogelte des hemels, en de vissen der zee; hetgeen de paden der zeeën doorwandelt.
9[08:10] O Heere, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde!