9 And when he had opened the fifth seal, I saw under the altar the souls of them that were slain for the word of God, and for the testimony which they held:
10 And they cried with a loud voice, saying, How long, O Lord, holy and true, dost thou not judge and avenge our blood on them that dwell on the earth?
11 And white robes were given unto every one of them; and it was said unto them, that they should rest yet for a little season, until their fellowservants also and their brethren, that should be killed as they were, should be fulfilled.
1Een psalm. Zingt den Heere een nieuw lied; want Hij heeft wonderen gedaan; Zijn rechterhand, en de arm Zijner heiligheid, heeft Hem heil gegeven.
2De Heere heeft Zijn heil bekend gemaakt; Hij heeft Zijn gerechtigheid geopenbaard voor de ogen der heidenen.
3Hij is gedachtig geweest Zijner goedertierenheid, en Zijner waarheid aan het huis Israëls; en al de einden der aarde hebben gezien het heil onzes Gods.
4Juicht den Heere, gij ganse aarde! roept uit van vreugde, en zingt vrolijk, en psalmzingt.
5Psalmzingt den Heere met de harp, met de harp en met de stem des gezangs,
6Met trompetten en bazuinengeklank; juicht voor het aangezicht des Konings, des Heeren.
7De zee bruise met haar volheid, de wereld met degenen, die daarin wonen.
8Dat de rivieren met de handen klappen, dat tegelijk de gebergten vreugde bedrijven,
9Voor het aangezicht des Heeren, want Hij komt, om de aarde te richten; Hij zal de wereld richten in gerechtigheid, en de volken in alle rechtmatigheid.